Het is heerlijk weer als ik de auto bij het haventje van Geersdijk parkeer. Er liggen twee zeilboten en er zijn geen duikers. Er staat geen wind en het water ligt er rustig bij. Ik kleed me om en ruim twintig minuten later loop ik via het strandje het water in. Als ik me onder laat zakken ben ik snel teleurgesteld, want de bloei is zeer duidelijk aanwezig en het zicht laat duidelijk te wensen over. Ik laat me de diepte in zakken en vanaf zes meter is het zicht echt prima, maar in het Veerse Meer is niet heel veel te beleven vanaf een meter of zeven. Ik ga weer naar een diepte van 3 à 4 meter en besluit te kijken of ik de wasroos van vorig jaar weer terug kan vinden. Na een minuut of tien ben ik bij de wasrooslocatie en na even zoeken vind ik twee jonge wasrozen. Het grote exemplaar van vorig jaar kan ik niet terugvinden. Deze jonge exemplaren hebben nog niet echt van die roze punten op de tentakels. Het zicht is maar matig met zo’n anderhalve meter zicht, maar voor de macro-opname is het niet zo’n probleem. Als ik me na tien minuten opricht, kijk ik ik de ogen van een tuinbeeld. Huh, wie heeft dat hier nu weer neergezet. Ik voelde me al zo bespied. Ik ga weer even de diepte in en probeer nog even een kleine oorkwal vast te leggen. Als laatste in de duik wil ik in de ondiepte nog even op zoek gaan naar de Japanse zeepbelslak. Hopelijk lukt het me om er een paar te vinden. Het vinden levert geen probleem op, want tussen de 0,5 en 1,0 meter kruipen talloze exemplaren tussen het wier en de stenen. Ik kom ook nog wat eierkapsels tegen van de dieseltreinwormen. Enige probleem is dat ik door de felle zon geheel niet in de display kan kijken wat ik aan het doen ben. Na zo’n twintig foto’s ben ik er wel klaar mee. Ik zie thuis wel of er iets bij zit.
Na de duik bij Geersdijk is het maar ruim tien minuten rijden naar de Oosterschelde. Ik parkeer de auto en wandel langs de dijk. In het zonnetje eet ik mijn broodjes op en zie een tweetal bruinvissen rondscharrelen rond de gele boeien. Altijd leuk om deze kleine dolfijnen te spotten. Het is nog wat te vroeg om te water te gaan, want de boeien hangen nog flink scheef. Ruim een half uur later zie ik dat de kentering eraan zit te komen en ik kleed me om en ga langs de strekdam te water. Manmanman, wat een drama is het zicht. Er is geen bloei, maar zoveel zand en zooi in het water. Ik kijk helemaal scheel van ellende. Kost veel moeite om mijn kompas of duikcomputer af te lezen. Ik besluit wat dieper te gaan maar of ik nu op twee of zeven meter zit het zicht is denk ik maximaal 20 centimeter. Pffff, tussen al het zand door zie ik heel veel baksteenanemoontjes en hydroïdpoliepen. Ik zie verder tientallen zilverblauwe knotslakken. Ze zijn nog heel klein, de grootste die ik vind is denk ik zo’n 5 mm, de meesten nog een stuk kleiner. Er zullen er dus vermoedelijk duizenden zitten. Ook is er heel veel jonge botervis. Ik zie ze regelmatig opduiken als ik met een wanhoopspoging probeer nog een foto te maken van een van de slakjes. Door al het zweefvuil ben ik al mijn objecten ook steeds kwijt. Stofvrije foto’s zitten er vandaag niet in. Na een half uur ben ik er klaar mee en klap de flitsers in en duik langs de stortstenen weer terug. Ik zou de stroom mee moet hebben, want het is opkomend water, maar vandaag draait de stroming een beetje vreemd om de nol heen en heb ik hem vol tegen. Even buffelen dan maar, stof is er al genoeg en er liggen achter mij ook geen andere duikers in het water. Rond de anderhalve meter sta ik op en loop toch wat teleurgesteld naar de auto. Komt niet vaak voor dat het zicht zo extreem slecht is.